-
1 disgust
n. afkeer, walging--------v. walgen, afkeer hebben vandisgust1[ disgust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 afschuw ⇒ afkeer, walging♦voorbeelden:disgust at something/with someone • walging voor iets/iemandleave in disgust • vol weerzin weggaan————————disgust2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 she was suddenly disgusted at/by/with him
she was suddenly disgusted at/by/with himEnglish-Dutch dictionary > she was suddenly disgusted at/by/with him
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский